Verwerkingstechnieken
Knippen
Voor het knippen van bladzink zijn er handscharen in verschillende uitvoeringen. Voor het recht knippen aan lange stukken gebruikt men de doorloopschaar of rechte schaar. Voor het knippen van rondingen, figuren en op moeilijk bereikbare plaatsen gebruikt men verschillende scharen zoals de gatschaar, de universeelschaar, de ideaalschaar en de rondknipschaar. Een aantal scharen hebben een rechtse en een linkse uitvoering. Dit rechts of links slaat niet op rechts- of linkshandigheid, maar op de mogelijkheid een rechter of linker figuurkromming te kunnen knippen op een zodanige wijze dat het afval wordt vervormd en niet het werkstuk. Bij een rechtse schaar zit de rechter bekhelft onder en de linker boven. Bij de linkse schaar is dit andersom (spiegelbeeld).
Voor het knippen van lange stukken dik bladzink (ca. 1 mm) hebben scharen een extra scharnieroverbrenging. Wanneer een elektrische knabbelschaar wordt gebruikt zal een strookje van ca. 3 mm worden weggeknabbeld. Wanneer lange rechte stukken bladzink moeten worden gescheiden en men wil aan weerszijden van de snijlijn geen vervormingen dan kan men gebruik maken van een zinksnijder. Deze maakt d.m.v. een gehard stalen punt of een widiapunt een insnijding, waarop de plaatdelen na één of tweemaal buigen van elkaar breken. De zinksnijder wordt ook gebruikt voor het maken van scherpe zetlijnen, door het materiaal voor het buigen in te snijden.
Profileren
Voor het profileren of buigen van bladzink met kleine afmetingen gebruikt men zettangen in diverse formaten, uiteenlopend van 60 mm tot 1000 mm breedte. De zettangen, breder dan 200 mm worden voornamelijk gebruikt voor het omzetten van dakbanen bij boven- en onderaansluitingen. Voor het met de hand aanhalen van kanten wordt een houten of kunststoffen hamer gebruikt. Hiervoor nooit een stalen hamer gebruiken, want hiermee wordt het zink gerekt. Het buigen en zetten kan in de werkplaats worden uitgevoerd met een zetbank of kantbank.
Rondvormen
Voor het rondvormen van bladzink voor b.v. mastgoten en HWA- buizen kan een rondwals worden gebruikt. HWA-buizen kunnen in de werkplaats worden vervaardigd uit een uitgeslagen zinken strook door deze op de rondwals in de vorm te walsen en daarna m.b.v. pasringen op maat te solderen.
Felsen
Het felssysteem biedt de mogelijkheid te werken met geprefabriceerde banen en machinaal felsen, waardoor het felsen met de hand tot een minimum beperkt wordt. De voorgeprofileerde felsbanen worden standaard geleverd en op de bouw met een enkele of dubbele fels machinaal of met de hand aan elkaar gefelst. Behalve rechte banen worden ook gebogen voorgeprofileerde felsbanen geleverd, met een straal vanaf 1 meter.
De banen worden door middel van vaste en schuivende klangen bevestigd aan het onderliggende dakbeschot. De vaste klangen fixeren de felsbaan en de schuivende klangen maken expansie in de lengterichting mogelijk. Standaard voorgeprofileerde banen hebben rechte opkantingen van 35 en 45 mm, de hoogte van de felsnaad is 25 mm. Naast het gebruikelijke zinkwerkersgereedschap zijn o.a. een dubbel-enkelfelstang, een druipkantzettang en een druipkantsluittang nodig.
Nagels en schroeven
Hiervoor worden verzinkt stalen of roestvaststalen nagels met een platte brede kop gebruikt of dito schroeven met een verzinkte of roestvaststalen ring. Ze dienen om de klangen aan de (meestal) houten ondergrond te bevestigen, waardoor de verbinding van zinken plaatdelen met de ondergrond tot stand wordt gebracht.
Door de thermische werking van zink t.o.v. de ondergrond is het niet toegestaan om een plaatdeel direct aan meer dan één zijde en over meer dan 1 meter lengte met nagels of schroeven te bevestigen. Op alle andere plaatsen moet dit via een schuivende klang gebeuren. Houdt men zich niet aan deze regel dan zal het zink gaan opbollen of de verbindingen zullen zich loswringen.
Klangen
Een klang is een relatief kleine strook zink, die aan één zijde op een ondergrond is genageld (of geschroefd) en waaronder aan de andere zijde een zinken plaatdeel wordt geschoven. Hierdoor is de vrije werking van het plaatdeel met de ondergrond verbonden om krachten loodrecht daarop te kunnen opvangen. Moet men, zoals bij verticale en schuinlopende constructies, de plaat ook tegen verschuiven blokkeren, dan past men een “haakklang” toe, die afhankelijk van de schuifrichting om de vlakke plaat grijpt of in een tegengestelde haak aan de plaat.
Bij sommige constructies worden klangen ook aan het zink gesoldeerd, zoals bij roefkappen en losanges. Voor het bevestigen van dakbedekkingen, gevelbekledingen, deklijsten enz. zijn speciale klangtypen ontworpen waarmee zowel vaste als schuivende verbindingen met de ondergrond kunnen worden gemaakt. Zo bestaat de schuivende klang bij een felsdak uit 2 in elkaar grijpende delen. Voor het roevendak zijn de schuifklangen en vaste klangen ontwikkeld.
Klangen zijn als regel gemaakt van zink van dezelfde dikte (of één hoger) als de bedekking, maar kunnen ook worden uitgevoerd in roestvaststaal of aluminium, indien de gevraagde sterkte of stijfheid dit vereist. Denk hierbij ook aan de klangen aan gootbeugels en raadpleeg hiervoor de betreffende artikelen in NEN 7065. Gestandaardiseerde klangen kunnen via de vakgroothandel worden ingekocht, maar afwijkende modellen moeten vanaf tekening gemaakt worden. Men gebruiktreststroken van zinken bladen, die voor dak/gevel of goot worden gebruikt. Vaak worden klangen iets te ruim bemeten en nog niet in de uiteindelijke vorm aangeleverd en pas tijdens de montage op maat geknipt.
Beugels
Voor het bevestigen van bijvoorbeeld dakgoten, regenpijpen en diverse lijsten, die niet direct op een bouwkundige ondergrond kunnen worden aangebracht worden beugels toegepast. Beugels bevestigen en ondersteunen de constructie, al dan niet gecombineerd met klangen. De beugels zelf worden met minimaal 2 schroeven (verzinkt staal of roestvrijstaal) aan de ondergrond bevestigd en zijn vervaardigd van thermisch verzinkt staal, roestvaststaal of aluminium. Het aantal beugels of de afstand tussen de beugels kan worden ontleend aan de richtlijnen van de leveranciers of kan via sterkteberekeningen worden bepaald. De minimum eisen voor gootbeugels zijn ook opgenomen in NEN 7065.
Voor zelfgemaakte beugels is het uitgangsmateriaal staalstrip met een breedte van minmaal 30 mm en een dikte van 5 tot 10 mm, afhankelijk van de vereiste sterkte van de beugel. In het geval van roestvaststaal en aluminium kunnen de beugels zonder verdere oppervlaktebehandeling worden gebruikt, maar bij normaal constructiestaal moeten de beugels na het in de vorm zetten bij een verzinkerij thermisch verzinkt worden. Kies de breedte van een klang nooit te klein. Een vuistregel kan zijn dat een klang niet met de hand zodanig verbogen kan worden dat de voorgenomen verbinding los gaat. Let er in dit verband ook op dat de haak aan een plaatdeel en dus ook aan een klang niet dieper is dan 25 á 30 mm.