Geventileerde onderconstructies

De kwaliteit en de levensduur van een dakbedekking van Titaanzink is ten eerste afhankelijk van de constructie en uitvoering van het dakpakket en ten tweede van de Titaanzinken bekleding. Bij een juiste uitvoering van deze constructie is het praktisch uitgesloten dat de zinken bedekking van binnenuit wordt aangetast als gevolg van condensvorming.

De constructie van een dak met een met een titaanzinken bedekking is in bouwfysisch opzicht in principe gelijk aan die van een gevel. Om deze reden wordt in dit hoofdstuk verder alleen over dakconstructies gesproken, die een hellingshoek hebben van 3° tot 90°. Platte of bijna platte daken met een hellingshoek kleiner dan 3° moeten bij voorkeur niet met Titaanzink worden bedekt, tenzij het dakoppervlak kleiner is dan 15 m², zoals bijvoorbeeld dakkapellen en platjes.

De constructie is in principe als volgt opgebouwd van binnen naar buiten:

  1. Binnenafwerking naar keuze, maar geschikt voor het dragen of  bevestigen van het isolatiemateriaal.
  2. Dampremmende laag bestaande uit metaalfolie of kunststoffolie.
  3. De dragende sporen, over het algemeen in hout uit te voeren.
  4. Isolatieplaten, -dekens of -schuim tussen de sporen of, nog beter, doorlopend onder de sporen door. Hiervoor is echter een aangepaste constructie nodig. De dikte van de isolatie is afhankelijk van het gebruikte materiaal en de gewenste isolatiewaarde.
  5. Luchtspouw met een dikte die afhankelijk is van de dakhelling (zie Tabel).
  6. Dakbeschot. Voor een Titaanzinken bedekking bestaat dit bij voorkeur uit ongeschaafde houten delen van minimaal 23 mm dikte, waartussen kieren van 5 à 10 mm worden gehouden. Bij daken met een hellingshoek van meer dan 45° kan een houten ondersteuning met tussenruimten tot maximaal 10 cm worden toegepast. De spijkerkoppen moeten goed verzonken worden om contact met het zink te voorkomen. Gebruik van verzinkte spijkers verdient de voorkeur.
  7. NedZink NTZ in de vorm van het gekozen dakbedekkingstype. De meest voorkomende typen zijn: 
    – het roeven-systeem
    – het fels-systeem
    – het losange-systeem (zinken leien)
    – het schakel-systeem.

Schade en maatregelen

Overmatige condens kan diverse vormen van schade veroorzaken, zoals aantasting door corrosie van het Titaanzink van binnenuit en vochtschade aan onderdelen van de dragende constructie (corrosie, houtrot, schimmel). Het volledig waterdampdicht afsluiten van de dakconstructie aan de binnenzijde is geen oplossing, omdat dit in de praktijk niet te verwezenlijken is en dit voor de regulering van de vochthuishouding in een gebouw meestal niet wenselijk is. Om zowel het gewenste waterdamptransport te handhaven als de kans op schade te voorkomen, zijn in principe twee regulerende maatregelen mogelijk:

A. aanbrengen van een dampremmende laag aan de binnenzijde van de isolatie en
B. opnemen van een met buitenlucht geventileerde spouw aan de buitenzijde van de isolatie.

A. Dampremmende laag

Deze laag is noodzakelijk om:

  1. juist voldoende maar ook niet te veel damp door te laten voor de afvoer van overtollige waterdamp uit het gebouw (bijv. ‘woonvocht’). Ons advies is om een dampremmend materiaal te kiezen met een minimum diffusieweerstand van Z=10.
  2. de constructie tochtvrij te maken en om te voorkomen dat er binnenlucht direct in de spouw stroomt. De luchtspouw staat namelijk in open verbinding met de buitenlucht waardoor een hinderlijke luchtstroom via kieren in de constructie naar binnen zou kunnen komen en omgekeerd.
 

De dampremmende laag kan in sommige gevallen achterwege blijven, bijvoorbeeld als de materiaalopbouw aan de binnenzijde van de geventileerde luchtspouw een dampdiffusieweerstand heeft die groter is dan 10 (diffusieweerstandgetal x dikte in mm). Voorwaarde hiervoor is echter wel, dat de geventileerde spouw en de beluchtingsopeningen voldoen aan de waarden in de tabel en dat er maatregelen worden getroffen om kieren tussen spouw en binnenruimte te dichten.

B. Luchtspouw

De luchtspouw moet via beluchtingsopeningen, zowel op het laagste als op het hoogste punt van gevel of dak, in open verbinding staan met de buitenlucht. Tussen de beluchtingsopeningen moet de lucht zonder allerlei remmende obstakels vrije doorstroming door de spouw hebben. Voor de afmetingen van spouw en beluchtingsopeningen zie volgende tabel.

Tabel.

dakhelling

min.
dikte van de
spouw

min.
doorsnede van be-
luchtingsopeningen
boven en onder per
m² dakvlak

  3° tot 20°

80 mm

80 cm²

  > 20°

50 mm

30 cm²

  90°

20 mm

10 cm²

*  De exacte hoogte van de ventilerende spouw wordt per situatie bekeken.

 

Uitvoering

In de meeste ontwerpen van gebouwen zijn de bovenstaande adviezen ter harte genomen. De dak- en geveldetails laten duidelijk zien hoe de constructie moet worden uitgevoerd. De ervaring leert echter dat in een bouwwerk een aantal details onvoldoende zijn uitgewerkt en min of meer worden overgelaten aan de uitvoerenden. Hierbij komt het vaak voor dat bij overgangsconstructies tussen dak en gevel, tussen verschillende dakvlakken en bij dakkapellen, loggia’s e.d. de ventilatiespouw en de be- en ontluchtings openingen plaatselijk worden afgesloten of te klein worden uitgevoerd.

Wij adviseren daarom er nauwkeurig op toe te zien dat de principes van de dak- en geveldetails door de hele constructie worden aangehouden. Hiermee wordt bereikt dat het doel van een geventileerde constructie wordt zekergesteld.