Roevensysteem

Het roevensysteem is geschikt voor grote en kleine zinken daken met een dakhelling van minimaal 3°, voorkeur vanaf 7°, en als gevelbekleding. Het standaard NedZink roevendak bestaat uit zinken banen met opstaande kanten, die zijn gescheiden door houten roeflatten met zinken roefkappen. Zo ontstaat het karakteristieke en enigszins robuuste uiterlijk van het zinken roevendak.

Een roevendak is een bedekking opgebouwd uit platen zink die in de lengterichting zijn voorzien van rechte opkantingen. Tussen de banen worden op het dakbeschot zogenaamde roeflatten aangebracht. Deze latten hebben een trapeziumvormige doorsnede met een breedte van 40-50 mm en een hoogte van 60 mm. De waterdichte afwerking tussen de dakbanen en roeflatten wordt
verkregen middels een zinken roefkap. De materiaaldikte van het titaanzink is afhankelijk van de baanbreedte en de dakhoogte (zie tabel 5.2).

Roevendaken worden met klangen op het dakbeschot aangebracht. De minimale breedte van een klang bedraagt 50 mm met een minimale plaatdikte van 0,65 mm. De klang wordt, afhankelijk van het montagesysteem, onder of op de roeflat aangebracht. De vaste klangen fixeren de roefbaan en de schuivende klangen maken expansie in de lengterichting mogelijk. De klang wordt onder de houten roeflat aangebracht en op de onderconstructie vastgezet. Vervolgens wordt de klang om de opgezette rand van de roefbaan gehaakt.

Bekijk ook:

Roeven op een dampdicht systeem
Roeven op een geventileerd systeem

Specificaties onderdelen roevendak

Roefbaan (figuur 5.2.1)
Baanbreedte: maximaal 890 mm, bij opstaande kant van 55 mm. Ontwikkelde breedte maximaal 1000 mm.
Materiaaldikte: 0,80 mm of 1,00 mm.

Roefkap (figuur 5.2.1)
Doorsnede: 65 mm x 25 mm
Materiaaldikte: gelijk aan roefbaan

Druipstuk
Breedte: 330 mm
Materiaaldikte: gelijk aan roefbaan

Klangen (vast en schuif) (figuur 5.2.2)
Breedte: 50 mm. Lengte: > 220 mm.
Materiaaldikte: gelijk aan roefbaan

Klangen worden door de installateur gemaakt. De lengte in een geringe overmaat uitvoeren en de klang in het werk op de juiste maat afknippen. De vaste klangen worden gefixeerd op de roefbaan met een inknipping van 3 tot 5 mm (min. 2 over 1 meter). De schuivende klangen maken expansie in de lengterichting van de zinkbaan mogelijk.

Roeflat
Trapeziumvormige houten lat, van een goede kwaliteit, minimaal kwaliteitsklasse C conform NEN 5466.
Breedte: 40-50 mm, hoogte: 60 mm.
De roeflat moet recht zijn en op maat

Het klik-roevensysteem
Het klik-roevensysteem is een variant bestaande uit voorgeprofileerde klik roefbanen, klik-roefkappen en verzinkt stalen klikklangen. Deze klik-klangen worden over de opstaande kanten van de roefbaan gezet en geschroefd. De klik-roefkap wordt er vervolgens op vastgeklikt. De hoogte van de opstaande kant is 47 mm en de maximale werkende breedte ca. 600 mm. De verzinkt stalen klangen van 500 mm hebben een dikte van 1 mm en moeten h.o.h. om de meter worden bevestigd. De houten roeflat is nu niet meer nodig.

Expansie
Rekening houdend met het uitzetten en krimpen van het zink als gevolg van temperatuurwisselingen worden baanlengten van maximaal 10 meter geadviseerd. Bij een daklengte groter dan 10 meter is een expansievoorziening benodigd.

De uitvoering hiervan is afhankelijk van de dakhelling (zie figuur 5.2.3). De overlapping is noodzakelijk om de constructie regendicht te krijgen.

Ondersteuning
Het roevensysteem wordt bij een geventileerde constructie volledig ondersteund door een beschot bestaande uit ongeschaafde,
onbehandelde houten delen van minimaal 23 mm dik, zonder messing en groef, aangebracht met kieren van minimaal 5 mm.
Deze ruimte tussen de planken kan afhankelijk van dakhelling vergroot worden, t.w.:

Dakhelling Minimale vrije ruimte Maximale vrije ruimte
3° t/m 20° 5 mm 10 mm
21° t/m 45° 5 mm 22 mm
46° t/m 75° 5 mm 44 mm
76° t/m 90° 5 mm 100 mm

Tabel 4.2 Minimale en maximale vrije ruimte tussen de houten delen, afhankelijk van de dakhelling.

Hierbij zijn ook de constructie-eisen van belang. Bevestiging geschiedt door middel van thermisch verzinkt bevestigingsmateriaal
met een zinklaagdikte van tenminste 20 μm of RVS AISI 304.

Bevestiging van de klangen
De bevestiging van de roefbanen op de onderconstructie geschiedt met behulp van klangen.
De vaste klangen fixeren de roefbaan en de schuivende klangen maken expansie in de lengterichting mogelijk. Voor de juiste
plaats van de vaste klangen zie figuur 5.2.4. De klangen worden bevestigd aan het onderliggende dakbeschot. Het aantal toe te
passen klangen dient te voldoen aan de gegevens uit tabel 5.2.

Breedte van de zinkbaan tussen de roeflatten
500-(600) mm 600-(700) mm 700-(800) mm 800-(890)** mm
Windgebied I Windgebied II/III Windgebied I Windgebied II/III Windgebied I Windgebied II/III
Aantal klangen per m2 en hun onderlinge hart-op-hart afstand in mm
Nokhoogte Dakgedeelte Aantalafstand Aantal-afstand Aantal-afstand Aantal-afstand
50 - 100 m middenvlak
randbanen
6 - 330
8 - 250
6 - 280*
8 - 210*
6 - 280*
8 - 210*
6 - 240*
8 - 180*
6 - 240*
8 - 180*
nvt nvt
20 - 50 m middenvlak
randbanen
6 - 330
8 - 250
6 - 280
8 - 210
6 - 280
8 - 210
6 - 240*
8 - 180*
6 - 240*
8 - 180*
nvt nvt
8 - 20 m middenvlak
randbanen
5 - 400
6 - 330
5 - 330
6 - 280
5 - 330
5 - 330
5 - 280*
6 - 240*
5 - 280
6 - 240
5 - 250*
6 - 210*
5 - 250*
6 - 210*
0 - 8 m middenvlak
randbanen
4 - 500
4 - 500
4 - 220
4 - 220
4 - 420
4 - 420
4 - 360
4 - 360
4 - 360
4 - 360
4 - 320*
4 - 320*
4 - 320*
4 - 320*

*) Materiaaldikte bladzink minimaal 1,00 mm, Overigen minimaal 0,80 mm.
**) maximum 890 mm.
Windgebied I = kustgebied (zie NEN 6702)
Tabel 5.2 Aantal klangen per m2 en hun onderlinge afstand, afhankelijk van baanbreedte en dakhoogte.

Aanbrengen dakbedekking

Aftekenen dak
Aftekenen kan gestart worden vanuit de as van het dakvlak. Van daaruit worden links en rechts de werkende breedten afgetekend. Afstemming met de opdrachtgever t.b.v. het lijnenspel wordt aanbevolen.

Montage
De benodigde klangen bevestigen aan de roeflat volgens figuur 5.2.2. Het aantal klangen en hun onderlinge afstand staan in tabel 5.2.

De roeflatten vervolgens nauwkeurig en met de smalle zijde op het dakbeschot aanbrengen op de afgetekende plaatsen en met verzinkt stalen schroeven. De onderlinge afstand tussen de roeflatten controleren met een roefbaan of een mal.

Onderaansluiting
Het druipstuk, voor de aanhaking van de onderste roefbaan, wordt tussen roeflat en dakbeschot geschoven en vastgespijkerd of geschroefd. De druipstukken worden onder de draad gesteld.

Een voorbeeld is de druiprandvoetaansluiting in figuur 5.2.5. De onderzijde van de roefbaan wordt met een overstek van tenminste 25 mm over de druiprand gelegd.

De volgende roefbaan, naar boven, wordt daarna aangebracht, indien meer banen nodig zijn van voet naar nok. De banen zijn te verbinden door een haakverbinding volgens figuur 5.2.3 of te solderen tot maximaal 10 meter lengte i.v.m. expansiemogelijkheid. Om te voorkomen dat de banen naar beneden zakken, zijn vaste klangen nodig. De plaats van de vaste klangconstructies is afhankelijk van de dakhelling (figuur 5.2.4). De vaste klangconstructie wordt over 1 meter lengte toegepast op minimaal drie plaatsen. Daartoe wordt de opkanting ca. 3 mm ingeknipt en het zink schuin weggeknipt (figuur 5.2.2). De klang kan nu omgebogen worden, zodat de baan niet naar beneden kan zakken. De rest van de klangen heeft een schuivende constructie.

Bovenaansluiting
Eerst de bovenzijde roefbaan vouwen volgens figuur 5.2.6 en 5.2.7, daarna de roefbaan aanbrengen. De bovenste baan die aansluit op de nok is ook als pasbaan van 1 à 1,5 meter lengte uit te voeren en kan in de werkplaats worden voorbereid. De aansluiting op een hoekkeper is gelijk aan de bovenaansluiting waarbij de baan met overmaat schuin wordt afgeknipt en vervolgens opgezet tegen de keperlat.

Roefkap aanbrengen
Eerst alle klangen ombuigen en op lengte knippen, op 22 mm vanaf de bovenkant van de houten roeflat. Hierna de roefkappen via de klangen naar boven schuiven. De roefkappen kunnen tot een maximum lengte van 10 meter aan elkaar worden gesoldeerd. De plaats van de vaste bevestiging van de roefkap aan de roeflat hangt af van de dakhelling, (figuur 5.2.4). Bij de nok wordt het sluitschuifje aan de roefkap gesoldeerd (figuur 5.2.7). Aan de onderzijde wordt de roefkap afgewerkt (figuur 5.2.5).

Zijaansluiting
Voor de randafwerking wordt het zink van de eerste en de laatste baan opgezet tegen een houten opstand, bijv. een roeflat (figuur 5.2.8). Deze randbanen kunnen vooraf of op het dak op de gewenste breedte worden aangebracht en omgezet voor de aansluiting tegen de houten opstand. De opgezette rand is minimaal 55 mm hoog. Met een profiel naar eigen keuze wordt de roeflat afgedekt. Zowel de deklijst van de houten randopstand als de opgezette rand van de zijbaan worden met 3 klangen per meter vastgezet.

Muuraansluiting
Een voorbeeld van een muuraansluiting is weergegeven in figuur 5.2.9. Hierbij zorgen voor een ventilatieopening, zodat het principe van de ventilatie gewaarborgd is.

Kilgoot
De kilgoot vormt de ingesloten hoek van twee dakvlakken, zoals aangegeven in figuur 5.2.10.
De onderzijde van de roefbaan wordt afgeknipt en omgezet. Deze omzetting haakt in de dubbele aanhaking die in lengten van bijvoorbeeld 1 meter op de kilgoot gesoldeerd zijn.

Is de dakhelling kleiner dan 15°, dan moet een bakgoot in de kil aangebracht worden, zie figuur 5.2.11. De minimale diepte hiervan is 120 mm.