Onderconstructies

Een zinken dakbedekking kan worden aangebracht op daken met een hellingshoek van 3° tot 90°. De constructie kan zowel geïsoleerd als ongeïsoleerd zijn. Bij een geïsoleerde onderconstructie moet het kouddak principe worden toegepast. De isolatie is bij principe onder het dakbeschot aangebracht.
Het plafond moet bij deze constructie spleet- en kierdicht zijn.

Het dakbeschot bestaat meestal uit houten delen met een minimale dikte van 25 mm. Vanuit het oogpunt van ventilatie worden deze niet van messing en groef voorzien. Vezelplaten zijn in verband met vochtopname niet als dakbeschot geschikt. Dakplaten van andere materialen zijn toelaatbaar, mits deze
geen stoffen bevatten, die het zink aantasten. Bij een dakvloer van beton wordt een zogenaamd tweeschalig dak toegepast.

Met het begrip onderconstructie wordt de laag bedoeld, waarop de dak- of gevelbekleding bevestigd wordt.

Houten beschot

Als onderconstructie wordt voornamelijk een houten beschot gebruikt, omdat met dit materiaal de bevestiging en de bouwfysische voorwaarden geen probleem opleveren. Geadviseerd wordt ongeschaafd, onbehandeld vurenhout zonder messing en groef met een minimale dikte van 23 mm en een breedte van ongeveer 100 mm.

Multiplex beplating

Gezien de praktische en fysische eisen voor metalen bekledingen is er geen voorkeur voor multiplex (watervast verlijmd) gezien de bevestiging van klangen, het vochtopnemend vermogen en de soms zeer hoge diffusieweerstand.

Beton

Voor de verwerking van beton en mortel worden grote hoeveelheden water gebruikt. Na afbouw zullen grote hoeveelheden water moeten verdampen voordat het beton helemaal droog is. Dit proces kan jaren duren, met als gevolg dat het restwater als condenswater neerslaat tegen het zinken oppervlak. Restwater bestaat deels uit alkaliën, de afkomstig zijn uit de gebruikte bouwstoffen. Direct contact tussen beton en de zinken bekleding moet vermeden worden.

Dampdichte onderconstructie

De opbouw, voordelen en risisco's bij de toepassing van een dampdichte constructie worden behandeld in de paragrafen 2.3 – 4.5 en 5.7 bij Technische Documentatie.