Dakkapellen
Wanneer een houten dakkapel in een pannendak met zink wordt bekleed, wordt begonnen met het aanbrengen van de verholen goten langs de zijwangen van de dakkapel. Deze worden aangesloten op de reeds aanwezige verholen gootdelen, die aansluiten op de gewone dakgoot.
Het bovenste deel van de verholen goot wordt uitgeknipt en voorzien van een haakkant van 2 cm, om te kunnen aansluiten op het dakkapelplat. De goten worden met klangen aan het dakbeschot en de dakkapelzijwand bevestigd. Vervolgens worden de zijwangen uitgeknipt en van haakkanten voorzien: de onderzijde naar binnen en de bovenzijde naar buiten.
Voor de staande zijde wordt een dubbel omgezette kant gemaakt, die onder een geprofileerde afdeklat kan worden geschoven en zo een waterdichte en strakke aansluiting op het houtwerk garandeert. De groef waarin de omgezette kant wordt opgenomen, moet werking van het zink toestaan.
De zijwang wordt met klangen bevestigd; de onderste klangen zijn reeds aanwezig, want de verholen goot werd er mee bevestigd; de bovenste klangen worden zo hoog mogelijk aangebracht onder het dakoverstek. De gehele bovenrand kan middels een strook lood worden afgedekt.
De klangen moeten voldoende werking van de zijwangen toestaan, omdat deze anders bol gaan staan. Om dezelfde reden is het beter om bij de zijwangen, die niet uit één plaat zink kunnen worden vervaardigd, aan elkaar te felsen in plaats van te solderen.
Het plat wordt vervaardigd door na het pas maken, en het zetten en het in verstek uitknippen van de losse opstanden, de banen aan elkaar te solderen. Voor de aansluiting op de verholen goten worden uitwateringen gemaakt. De achteropstand van het plat wordt van een haakrand voorzien en opgezet over een breedte van minimaal 20 cm en vervolgens afgedekt met een loden slabbe. De pannen moeten voldoende dekking van deze opstand tegen regen en sneeuw waarborgen en daarom zo ver mogelijk doorsteken.
De onderdorpel van de dakkapel moet met een slabbe lood, die over de dakpannen wordt gedreven, waterdicht worden aangesloten. Zowel de zinken opstand met loodslabbe aan de dorpelzijde, als de loodslabbe aan de dorpelzijde, worden waterdicht op de verholen goot aangesloten, zodat lekkages op de hoekpunten worden voorkomen.
In verbindingen en aansluitingen moet steeds voldoende ruimte aanwezig zijn om de vrije werking van het zink mogelijk te maken. Vooral bij dit soort constructies is het aan te bevelen om eerst de onderdelen te maken en te passen, alvorens tot solderen, klangen en felsen over te gaan. Pas dan is het mogelijk een strak en vooral waterdicht resultaat te krijgen.